Intussen kwamen Absalom en zijn manschappen, het leger van Israël, in Jeruzalem aan. Ook Achitofel was bij hem. Toen kwam Chusai, de vertrouwensman van David, naar Absalom toe. ‘Leve de koning! Leve de koning!’ riep hij uit. Absalom vroeg hem:
‘Is dat nu vriendentrouw? Had u niet met uw vriend mee moeten gaan?’ ‘Nee,’ antwoordde Chusai. ‘Wiens zijde de HEER en het volk en het leger van Israël kiezen, aan diens zijde sta ik en aan diens zijde blijf ik. Bovendien, u bent toch zijn zoon; wie zou ik anders dienen? Zoals ik vroeger in dienst stond van uw vader, zo zal ik ook u van dienst zijn.’
Daarna wendde Absalom zich tot Achitofel:
‘Geeft u ons raad. Hoe moet het nu verder?’ Achitofel sprak:
‘Ga naar de bijvrouwen die uw vader heeft achtergelaten om voor het huis te zorgen. Dan zal heel Israël vernemen dat u uw vader hebt vernederd en zullen al uw aanhangers moed vatten.’ Dus werd er voor Absalom een tent neergezet op het dak van het paleis, en voor de ogen van heel Israël nam Absalom bezit van de bijvrouwen van zijn vader.
In die dagen nam men een raadgeving van Achitofel evenzeer ter harte als wanneer men God zelf om een uitspraak vroeg; dat gold voor elke raad van Achitofel, zowel voor David als voor Absalom.